by different authors
Tien Taarten
In de afgelopen jaren dienden een aantal individuen en groepen een aanvraag in bij de Stad Genk voor de oprichting van een monument. In september 2015 werd op onze vraag een lijst opgemaakt door de stadsdiensten met tien van deze aanvragen, allen met betrekking tot nog niet gerealiseerde monumenten: van de sluiting van Ford Genk over de Mijnen tot het Verzet. Aansluitend benaderden we deze individuen en groepen voor een reeks gesprekken.
De gesprekken gingen over de diepere motivatie van hun wensen om een plek op te eisen in de publieke sfeer en over specifieke manieren van herdenken. Op welke manier kunnen we het herdenken ‘her-denken’? Hoe kan elke individuele herdenking gelijkwaardig, op dezelfde voet publiek erkend worden? Kan men het heden opladen met geschiedenis, in het alledaagse leven van de stad?
Het doel van die gesprekken was om zo goed mogelijk te kunnen begrijpen wat de inzet was van elke aanvraag, om alle fundamentele elementen te kunnen definiëren die nood hebben aan een visuele vertaling : namen, data, plaatsnamen, vormen, smaken, kleuren, objecten, zinnen, symbolen, et cetera. Hoe kunnen we vorm geven aan een reproduceerbaar ‘object’, op aanvraag – en waarom niet, eetbaar? Hoe creëren we een potentiële katalysator voor ceremonies, herdenkingen, feestelijkheden, die de specifieke identitaire inzet van elke oorspronkelijke aanvraag in zich draagt?
Er werd gekozen voor het ontwerpen van een reeks taarten, als waren het opdrachten van de verenigingen en individuen achter de monumentaanvragen en dit in een intense samenwerking met deze laatstgenoemden en de banketbakkers van Genk.
De taarten zijn niet noodzakelijk een einddoel op zich maar krijgen in de eerste plaats de functie van een ‘bindmiddel’ voor zowel private als publieke aangelegenheden, herdenkingen en bijeenkomsten. Ze zijn voor iedereen beschikbaar maar dienen uiteraard niet te worden opgevat als een substituut in het kader van de al dan niet lopende procedures met betrekking tot de aanvragen voor monumenten in de publieke ruimte.
Kunst kan worden voorgesteld als een ‘mogelijk’ verhaal dat verder kan doorverteld worden. Het overgedragen verhaal is zonder enige twijfel belangrijker dan het uiteindelijke object.
— Simona Denicolai & Ivo Provoost Maart 2018
***
Taart voor de deportatie van joodse vluchtelingen
Het was met gemengde gevoelens dat ik een verzoek ontving om te schrijven over mijn verblijf in Zwartberg, in de provincie Limburg, begin 1941. Destijds was ik een jong Joods kind, kort daarvoor uit Duitsland naar België gesmokkeld om te ontsnappen aan de antisemitische vervolgingen van het naziregime.
Het bleek een kortstondig uitstel te zijn. In mei 1940, een paar maanden na onze aankomst in Antwerpen, viel Duitsland België – en Nederland, Frankrijk en Luxemburg binnen, wat na een korte strijd eindigde in een complete Duitse overwinning. We leefden opnieuw onder de heerschappij van de nazi’s. De Duitse autoriteiten verloren geen tijd bij het opleggen van anti-joodse maatregelen die elk aspect van ons bestaan beperkten. In december 1940 bevalen de Duitse bezetters de deportatie naar Limburg van enkele duizenden recent aangekomen vluchtelingen die in Antwerpen vertoefden. Mijn moeder en ikzelf waren onder hen. Op 31 december 1940 moesten wij ons aanmelden in het station van Antwerpen, maar de trein vertrok pas vele uren later.
We kregen woningen toegewezen in Zwartberg. We moesten elke dag aan de politie rapporteren om onze voortgezette aanwezigheid in het dorp aan te geven. Er was geen voedsel of verwarming beschikbaar – we moesten op alle mogelijke manieren voor onszelf zorgen. Op aandringen van het schoolhoofd, Jean- Pierre Grieten, gingen de Joodse kinderen naar de plaatselijke school, waar hij hen soms voedsel aanbood. Maar de volwassenen mochten niet werken en hadden geen manier om geld te verdienen. De honger was voortdurend aanwezig.
Ik heb geen duidelijke herinneringen aan de re- deportatie naar Antwerpen. Wel weet ik dat alleen vrouwen en kinderen werden teruggestuurd, terwijl de mannen in Limburg werden gehouden. Aan sommige mannen werd toegestaan om een paar weken later terug te keren naar Antwerpen. Kort geleden had ik contact met het kunstenaarsduo Denicolai & Provoost, die zich niet van deze geschiedenis bewust waren. Ik waardeer hun interesse in de Limburgse geschiedenis van de Holocaust, evenals hun plannen om haar te herdenken met een speciale taart die op symbolische wijze deze gebeurtenissen oproept.
— Gerda Bikales 2018 Livingston, NJ USA
Daniëlle gebak
In een oorlog zijn de wandaden van de verliezer misdaden en deze van de winnaar vergissingen. Van de mensen die zulke vergissingen ondergaan, wordt verwacht dat ze een gegeven uitleg aanvaarden en berusten in wat ‘collateral damage’ wordt genoemd.
We schrijven 2 oktober 1944, weken na de bevrijding en vijftig kilometer achter de frontlinie toen op een zonovergoten voormiddag Genk-centrum werd platgebombardeerd door achttien medium bombers uit de 39ste bombardementsgroep van de Amerikaanse luchtmacht. Balans: achtendertig doden, een veelvoud aan gewonden en een zeventigtal huizen verwoest.
Generaal Anderson haastte zich om te spreken van “een grove fout ten gevolge van slechte navigatie, slecht hoofdwerk en een verkeerde identificatie van het doelwit”, te wijten aan de zware bewolking boven Genk.
De mensen in Genk weten dat de zichtbaarheid die dag schitterend was, zonder ook maar één wolkje aan de lucht. Zelf zat ik als kind van amper vier jaar “midden in de roos”. Het was een warme zonnige herfstmorgen, we waren in de tuin. Ik weet nog dat ik met de rug naar de kerk stond toen ineens van links vliegtuigen kwamen aanvliegen, sommige zilverkleurig en anderen in camouflagekleuren. Het was een boeiend schouwspel want ze vlogen laag, dicht bijeen, blonken in het zonlicht en sommigen wiegden met de vleugels. De motoren draaiden zeer luid en van onder waren ze open. Plots ontstond er paniek bij de volwassenen en werden we de schuilkelder ingejaagd.
Dan volgden de gebeurtenissen zich snel op. Het fluitend geluid en de schokgolven van de bominslagen, de hevige luchtdruk die me samenperste en het bloed dat uit mond en neus kwam; het huis dat boven ons in elkaar stuikte, het gekraak van bewegende keldermuren, een flikkerende lamp die dan volledig uitging en het angstige gevecht tegen het langzaam verstikken door het stof in het donker daarna, blijven sindsdien in mijn herinneringen voortbestaan. Toen we uiteindelijk naar buiten konden worden geleid, zag ik vader tot aan de nek in het puin steken en ik wilde perse bij hem blijven, maar ik werd gewoon verder getrokken en het heeft lang geduurd voor ik hem terugzag. Bij de familieleden was er grote paniek en vertwijfeling en ik besefte dat iets heel ergs was gebeurd. Van ons huis bleef enkel een zwartgeblakerde schouw rechtop staan en daar bleef ik een hele tijd achter. Het vertrouwde thuis was er ineens niet meer.
Beelden van een babyarmpje in een witte handdoek, met het gouden kettinkje van mijn vier maanden oude nichtje, Daniëlle, blijven mij achtervolgen en een zonnige herfstmorgen vind ik nog steeds gruwelijk. Erover spreken kon niet: hard werken om te vergeten was het motto. Vele tientallen jaren later is mij de rekening gepresenteerd, kapitaal met interest. Uiteindelijk werd midden 2005, via de Amerikaanse ambassade in België, meer informatie vrijgegeven: de groep die Genk aanviel, week af van de geplande koers met achttien toestellen uit een formatie van honderdvierenveertig die in midden Frankrijk was opgestegen. Er zijn geen objectieve elementen die wijzen op een vergissing, maar de Amerikaanse autoriteiten houden vol dat het een vergissing was en verwijzen naar de slechte zichtbaarheid waarvan de debriefings na de raid gewag maken. Deze debriefings, standaardprocedures die kunnen afwijken van de werkelijkheid, werden kennelijk zo opgesteld om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen, met de steun van ervaren commandanten.
Blijkt nu dat de achttien toestellen van de raid op Genk reeds snel de formatie verlieten en naar Genk afweken – waar de groep trouwens via Zonhoven aankwam en een eerste maal bombardeerde.
In die tijdsspanne kon de hoofdformatie naar Ubach vliegen, waarna ze beschikte over ca. acht minuten om aan te vallen en terug te komen tot ten zuiden van Genk, en gedurende diezelfde acht minuten kon de groep van achttien Genk verkennen en gericht bombarderen – dat was het tweede bombardement – en weer aansluiten bij de hoofdformatie. De geringe hoogte kan een aanduiding zijn van zich niet boven vijandelijk gebied te weten. De groep van achttien landde gelijktijdig met de rest op de basis en was dus nooit boven doel in Duitsland. Men hoort vaak zeggen dat de crew dacht boven vijandelijk gebied, namelijk Aken, te zijn en niet boven Genk.
Nu weten we dat het in de visie op oorlog voeren in 1944 geaccepteerd was om via geallieerde bombardementen op woonsteden gewone Duitse burgers massaal en anoniem te executeren; onze bevrijders vonden er zelfs het begrip ‘moral bombing’ voor uit. De term ‘collateral damage’ of met andere woorden de builen samen met de blutsen nemen, is ook een geallieerde uitvinding om dit gedrag te kunnen legitimeren. Slachtoffers van ‘collateral damage’ tellen niet, worden niet geteld en het maakt ook niets uit of zij vallen voor, op of achter de frontlinie. De raid op Genk confronteert ons des te meer met die Amerikaanse onverschilligheid ten aanzien van niet- Amerikanen en de ongehoorde arrogantie waarmee Amerika zelfs tot vandaag pertinente vragen over de eigen verantwoordelijkheid of een eventuele geheime agenda voor het bombardement op Genk uit de weg gaat.
Zij die het overleefden botsen nog altijd op een ergerlijk “omgekeerd negationisme”, wanneer hun verhaal als een “vergissing” wordt goedgepraat. Zelfs een “sorry” voor de slachtoffers kon er tot vandaag nog niet van af!
— Jan Libot Genk, December 2008
Het was de wens van Jan Libot om voor de ontwikkeling van het Daniëllegebak te werken met jongeren. Zijn weduwe, Katrien Anthonissen, hielp ons tijdens het hele proces en bracht ons in contact met Arlette Moons en Els Hamaekers, leerkrachten van de school Regina Mundi in Genk. Uiteindelijk kreeg het gebak vorm dankzij de inzet van beide leerkrachten en de energie van hun leerlingen: Safia Alouet, Khadija Barisse, Sander Ceulemans, Irem Coskun, Loubna El Bouazzaoui, Tugçe Gölpek, Kelly Grossard, Claudia Höhne, Amal Lamabdi, Christa Longo, Kim Medved, Soumia Mkadmi, Mafalda Surleraux, Minke Vranken en Dilan Yildirim.
Barbarataart
Op 30 september 1992 werd in Limburg de steenkoolmijn van Heusden-Zolder gesloten. Met die sluiting kwam er een einde aan de productie van steenkool in België. De sluiting van de mijnen kwam hard aan in Limburg. De provincie was met zijn zeven mijnen namelijk de hoofdleverancier van steenkool voor staalindustrie in België in de 20ste eeuw. Volledige gemeenten werden in de vorige eeuw rond de mijnen opgebouwd en duizenden migranten uit verschillende landen in Europa zakten af naar Limburg om er in de mijnen te werken.
Genk telde sinds de jaren twintig liefst drie steenkoolmijnen in Zwartberg, Winterslag en Waterschei. In de topperiode van de mijnen, eind jaren veertig, werkten in Waterschei alleen al ongeveer zevenduizend mijnwerkers. Eind jaren tachtig moesten de mijnen in Limburg echter sluiten en in 1987 werkten er nog enkel tweeduizend vijfhonderd mijnwerkers in Waterschei. Op 10 september 1987 werd de stop van de steenkoolproductie officieel.
Na enkele weken afwikkeling was het definitief afgelopen met het zwarte goud in Genk. “Er is altijd gezegd dat de sluiting van de mijnen in Limburg een financiële kwestie was, maar dat is niet waar,” zegt Jean Ooms, die vroeger zevenentwintig jaar heeft gewerkt in de steenkoolmijn van Eisden. Hij was samen met heel wat andere ex- mijnwerkers te gast op de gelegenheidstentoonstelling van de vzw Mijn-Depot op Manifesta in het voormalige mijngebouw van Waterschei. “De sluiting was een communautaire kwestie. Eerst gingen enkele Waalse mijnen toe en dus was het naderhand onze beurt. De politici zochten een uitvlucht omdat ze geen verantwoordelijkheid wilden dragen. Daarom dat ze ook een buitenstaander, namelijk Thyl Gheyselinck, de kastanjes uit het vuur lieten halen. Ook de financiële regelingen na de sluitingen waren niet correct. Er was geen gelijkheid in pensioenen.”
De zware klap die de sluitingen veroorzaakten mag vandaag dan grotendeels verwerkt zijn, in de oud-mijngemeenten Maasmechelen en Genk zijn de economische gevolgen toch nog te voelen.
Bronnen
— Het Nieuwsblad, 11/09/2012 door Ralph Gregoor
— Metro, 29/09/2017
Vieze Taart
De Noordlaan. Voor de jonge garde zal deze naam niet meteen een belletje laten rinkelen. De supporters die de jaren tachtig nog meemaakten weten waar het om gaat: Winterslag en de Vieze Mannen. In dit stadion werd geschiedenis geschreven.
Achttienduizend toeschouwers kochten in 1981 een ticket voor de derby tussen KFC Winterslag en Thor Waterschei. Winterslag pakte in dat jaar de vijfde plaats en mocht een jaar later Europa in. De Vieze Mannen namen het grote Arsenal te grazen. In de derde ronde sneuvelden ze tegen Dundee United. Daarna ging het stilaan bergaf. In 1988 sloegen de rivalen Winterslag en Waterschei de handen in elkaar. KRC Genk was geboren.
De Noordlaan deed nog enkele jaren dienst als thuishaven voor de jeugdploegen en de reserven. Eind vorige eeuw ging het licht helemaal uit. Het stadion werd aan zijn lot over gelaten en raakte in verval. Het beton van de tribunes brokkelde af en het onkruid maakte zich meester van de grasmat en de staantribunes. In oktober 2003 nam de lokale overheid de beslissing om het stadion met de grond gelijk te maken. Vandaag blijft er niets meer over van de Noordlaan, een stadion waar voetbalgeschiedenis geschreven werd.
Pierre Denier kwam zeshonderddrieënvijftig keer in het roodzwarte shirt van Winterslag uit. In 1982 schitterde de club in de UEFA Cup. Het grote Arsenal ging op de Noordlaan door de knieën. Pierre Denier herinnert zich deze veldslag nog alsof het gisteren was: “Het had drie dagen aan een stuk geregend. De grasmat was een grote modderpoel. Door het slechte weer waren er slechts negenduizend toeschouwers. Wij wonnen met 1-0. In de derde ronde bleek Dundee United te sterk. Op de Noordlaan werd het 0-0. Dat was de beste wedstrijd die ik ooit gespeeld heb. In Schotland kwamen wij er niet aan te pas. Het werd 5-0.
Het meeste plezier beleefde ik echter aan een derby tegen Waterschei. Het stadion zat vol. Wij zaten al wekenlang met dat duel in ons hoofd. Op een keihard bevroren veld kwamen wij 0-1 achter. Na de rust kwam onze pletwals op toeren en werd het 5-1. Toen konden wij niet meer kapot bij onze supporters.
“De Noordlaan staat voor mij gelijk aan mijn geboorte als trainer,” mijmert Robert Waseige. “Ik heb veel meegemaakt in mijn hele carrière, ook in het buitenland, maar de Noordlaan zal ik nooit vergeten. Ik begon in 1971 als jonge en onervaren trainer met Winterslag in derde klasse. Het klikte met de spelersgroep en met de dirigenten van de club. Wij promoveerden meteen naar tweede klasse. Ik beschikte over een spelersgroep vol karakter.” Na vijf seizoenen aan de Noordlaan trok hij voor drie seizoenen naar Standard en keerde dan voor twee seizoenen terug. “De mensen sloten mij opnieuw in hun armen,” vertelt Robert Waseige. “Ik was weer een van hen en dat is altijd zo gebleven.”
Bron
— voetbalbelgie.be
DOVO choco sleutel
Maandag 27 april 1942 staat geboekstaafd als een donkere dag in de geschiedenis van DOVO, de Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen. Die dag kwamen te Genk, ter plaatse van stadsdeel Bret- Gelieren, rond het middaguur vier ontmijners om die in de weer waren een onontplofte geallieerde bom onschadelijk te maken. De neutralisatie mislukte; het tuig explodeerde en zaaide dood en verderf.
Laurent Brauns, Victor Colson, Walthère Leroy, Joseph Jonas, Joseph Massart en Joseph Verdin behoorden tot de Luikse vleugel van DOVO, die ook in Limburg actief was. De eerste vier stierven; Massart kwam ongedeerd uit het ongeluk en Verdin werd gekwetst aan armen en handen. Het voorval veroorzaakte destijds veel opschudding in het Genkse en ook te Luik, waar vier jonge gezinnen treurden om het verlies van hun dierbaren.
De gebeurtenis verdween mettertijd in het stof van de geschiedenis, maar werd in 2016 opgerakeld op initiatief van Juliette Colson, dochter van de omgekomen Victor, en Marc Bertrands. Zij spanden zich in om op de plek waar de ontploffing plaatsvond een monument op te richten. De Stad Genk hielp hen daarbij.
Op 29 september 2016 werd de sobere gedenksteen, met daarop een duidingspaneel, op de hoek van de Sint- Lodewijkstraat en de Reinpadstraat ingehuldigd. Het is de bedoeling jaarlijks rond 27 april een plechtige herdenking te organiseren. Daarmee worden moedige mensen geëerd die hun leven gaven om dat van anderen veiliger te maken. Bovendien is dit stukje geschiedenis intussen ondergebracht in het activiteitenprogramma van het stadsdeel Bret-Gelieren.
— Marc Bertrands Genk, 2018
‘pericula non timeo’ ontmijners Genk
07/4/1942
Ford Genk Taart
Met andere woorden
Ik kreeg mijn ontslag. Ik was niet alleen. “Tienduizend man op straat,” stond er in de gazet. Ik voelde me bij het vuil gezet. De vakbonden gingen ons vel duur verkopen. De ontslagpremie was goed. De getallen stonden ook in de gazet. Andere mensen waren jaloers. Wat ik uiteindelijk netto heb gekregen was veel minder. En als ik ziek werd, moest ik eerst die premie opgebruiken. Dat stond nergens in de gazet. Ik kwam in een periode van onzekerheid terecht. Voor veel dingen wist ik niet waar ik aan toe was. Dingen veranderden ook om de haverklap. Ik werd er onnozel van. Iedereen had wel een mening, maar we kwamen niets te weten. Die van de personeelsdienst geloofde ik niet meer. De vakbond wist het ook niet altijd. Daar werden ook spelletjes gespeeld. En die dienst met die psychologen, die er kwam... ik ben toch niet gek?
Mijn vertrouwen in de ander was weg. Op straat ontweek ik mensen die ik kende. Ik had geen zin in hun commentaar. Het vertrouwen in mezelf was ik kwijt. Thuis kon ik niks verdragen. Op zoek naar werk zeiden ze me vooral wat ik niet kon. Ik zit wel op Facebook, maar een job zoeken via de computer is toch wat anders. Of een CV opstellen op de computer. Het outplacementbureau hielp me wel, maar dan hebt ge ook nog die psychologische tests... Op de computer! Pfff... Dat is allemaal niks voor mij. Laat me een week werken, dan zien ze toch ook wat ik kan. En aan de kinderen hulp vragen ? Die doen dat zo snel, dan weet ik nog niks. En is er alleen nog maar ruzie. Ik reageer me dan af. Maar die kunnen er ook niks aan doen. Dat weet ik wel. Maar als ge iets opkropt, dan komt dat er vroeg of laat uit, he. Er heeft nooit iets aan me gescheeld. Soms had ik het wat moeilijk, maar nu is er een deuk in de carrosserie van mijn zelfvertrouwen. Als ik al eens werk heb, is het voor korte tijd. Ik kan me niet meer zo gemakkelijk aanpassen en als ik respect vraag, dan weet ik waar de deur is... Vroeger kon ik zeggen: “Volgende maand dan...” Nu is die zekerheid weg.
Ik heb alleen verhalen achter me en slechts moeizaam krijg ik uitzicht op en vertrouwen in nieuwe verhalen. Gelukkig heb ik een paar mensen waar ik soms mee praat. Maar vaak zwijg ik. Het is zo moeilijk om te zeggen wat er allemaal in mijn hoofd omgaat. Met mijn collega’s doe ik dat niet rap. Ik wil niet het mietje zijn. In augustus 2017 werden de eerste gebouwen gesloopt. Ik ben gaan kijken. Uit respect voor alle mensen die er werkten, wilde de politiek een snelle herbestemming. Maar wonden hebben tijd nodig om te helen, zegt het spreekwoord. En tijd is er steeds minder...
— Moris Venken Genk, 2018
RAF Crash Taart
Op pinksterzondag van 12 mei 1940 stortte een Royal Air Force (RAF) vliegtuig neer ten oosten van Genk, in het huidige natuur- en recreatiegebied Kattevennen. Het betrof een Bristol Blenheim, een driezitsbommenwerper Type 142, aanvankelijk ontwikkeld als passagiersvliegtuig, met serienummer P6912. Daarbij kwamen de drie bemanningsleden om het leven: de vijfentwintigjarige officier piloot Claude R. Frankish, de zesentwintigjarige sergeant Edwin G. Roberts en de twintigjarige Leading Aircraftman Ernest W.L. Cooper. Twee dagen eerder, op 10 mei, waren de Duitsers België binnengevallen.
Het vijftiende squadron, waartoe de Blenheim van Kattevennen behoorde, had als taak het vernietigen van strategische bruggen over het Albertkanaal en in Maastricht. De Maasbruggen – De Wilhelminabrug en de Sint- Servaasbrug – waren op 10 mei reeds gedeeltelijk opgeblazen door de Nederlandse verdedigers maar de Duitsers waren druk bezig om noodbruggen aan te leggen. Zouden ze hier in slagen, dan konden ze zware tanks over de Maas zetten, wat de geallieerden absoluut wilden vermijden.
Het bombardement op Maastricht was geen succes. De meeste bommen misten hun doel en brachten weinig of geen schade toe. De oorzaak van de crash tijdens hun terugkeer naar Alconbury, een dertigtal kilometer ten noordwesten van Cambridge, is nooit duidelijk vastgesteld. De drie bemanningsleden liggen begraven op het Commonwealth War Cemetery in Leopoldsburg.
Jos Claesen diende een aanvraag binnen bij de stad Genk om hiervoor een herdenkingsmonument op te richten.
Bron
— taskforceliberty.be
Taart voor de overledenen zonder graf
De oorspronkelijke aanvraag voor de oprichting van een monument ter herinnering van de mensen wiens graf werd opgeruimd nadat de concessie was verlopen werd ingediend door de werkgroep ‘begraafplaatsen’.
Deze werkgroep verwees ons door naar een groep Italiaanse weduwen die geregeld samenkomen in het Vrouwencentrum van Genk. Samen met deze vrouwen werd de taart voor de overledenen zonder graf ontworpen. Als jonge vrouwen volgden ze destijds vanuit Italië hun mannen die kwamen werken in de koolmijnen van Genk.
Het Vrouwencentrum Genk is een ontmoetingsplaats voor vrouwen en meisjes vanaf zestien jaar. Er wordt hen een veilige ruimte aangeboden om tijd te investeren in zichzelf, alsmede ondersteuning om hun talenten te versterken of bij het maken van keuzes en het bepalen van de richting die ze hun leven willen geven.
Onze dank gaat uit naar Affede A. Maria, Bomboi Antonietta, Carteri Maria, Casamassima Francesca, Castelli Celestina, Ciccanti Lucia, Cresta Domenica, Di Notarpietro, Vita Dolce Rosa, Fracassi Bertilla, Lo Cicero Antionietta, Pegollo Alberta, Prandini Carolina, Castelli Luisa, Pivella Ida and Maria Grazia Franchini.
Verzetstaart
Verzet tegen een vijand is iets van alle tijden. Het lijkt dan ook verwonderlijk dat men in Vlaanderen na de oorlog het bestaan van een verzetsbeweging zo in vraag stelde. “Was er wel verzet?” en “Hoe zag dat verzet eruit?” Tijdens de Achttiendaagse Veldtocht vielen meer dan vijfduizend doden. De vlucht van duizenden burgers verhoogde het dodensaldo met nog eens meer dan vijfduizend onschuldige mensen. Achtentwintig Genkenaren sneuvelden als militairen in de oorlogsjaren. Na de capitulatie van het Belgische Leger op 28 mei 1940 raakten duizenden jongens in Duitse krijgsgevangenschap. Uiteraard ontstond aldus een basis voor later verzet. Maar even natuurlijk was er bij het begin van de oorlog van organisatie tegen de vijand nog niet echt sprake.
De Duitsers hadden het land in een Blitzkrieg overrompeld. De tegenkrachten moesten op adem komen. Toch was er heel snel sprake van verzet: wegwijzers werden omgedraaid zodat oprukkende Duitse troepen van slag waren; RAF- tekens werden aangebracht, eerste contacten tussen verzetslui gelegd; tricolore speldjes of lintjes gaven aan dat in België mensen leefden die hun onafhankelijkheid gerespecteerd wilden zien.
We moeten echter wachten tot 1941 voor er van echte organisatie in verzetsgroepen sprake is. Na een voorzichtig aftasten ontstaan de twee voornaamste verzetsbewegingen: de Belgische Nationale Beweging (BNB) (en het Onafhankelijkheidsfront (OF).
Organisatie, groeperingen
De BNB, deels gegroeid uit de Nationale Koninklijke Beweging (NKB), een conservatieve, royalistische verzetsgroep, organiseerde zich op militaire leest, met een provinciale bevelhebber en sectoroversten. In Genk zullen echter twee onderwijzers, Martin Vrijens en Jos Schutters, de BNB leiden. Hun burgermoed bekopen ze met de dood in het concentratiekamp Mauthausen. Latere verzetsleiders als Petrus de Ceulaer, Frans Kellens en Walter Fromont overleven de aanhoudingsgolf naar Mauthausen, waarnaar achtentwintig Genkenaren in juni 1942 werden getransfereerd.
Veel militairen en politiemensen die zich vernederd voelden door de Duitse bezetter, sloten aan bij de BNB, die later het Geheim Leger (GL) werd. Dat Geheim Leger zou vooral na de successen in Normandië, aan het einde van de oorlog, de geallieerden ondersteunen. De leden meldden zich toen massaal in schuiloorden of refuges om mee te vechten tegen de nazi’s, maar het GL wou ook de bestaande infrastructuur en zeker de haven van Antwerpen zo ongehavend mogelijk uit de oorlog laten komen. Naast het BNB/Geheim Leger was er het Onafhankelijkheidsfront met zijn gewapende arm, de Partizanen. Deze beweging werd gedomineerd door communisten en ging vooral na de inval van de nazi’s in Rusland tot actie over. Sabotage stond daarbij centraal. In de Genkse mijnen, waar reeds in mei 1941 werd gestaakt, veranderde het parool : “Langzaam werken is goed, saboteren is beter.” Maar ook het verschaffen van inlichtingen over de vijand en de sluikpers waren belangrijk.
De Partizanen voerden de terreur tegen de collaborateurs naar een hoogtepunt. Liquidaties van SS’ers en VNVers waren aan de orde van de dag. Naast de twee grote verzetsgroeperingen bestonden er nog inlichtingsdiensten als Luc-Marc, Clarence, Bravery, Beaver-Baton, Groep G en de onstnappingslijn voor neergestorte piloten, onder de naam Comète ofGebroken Vleugels. Verder maakte het verzet zich verdienstelijk door onderduikmogelijkheden te geven aan jongens, die verplicht naar Duitsland moesten gaan werken. Het zette zich ook in voor Joden en voor ontsnapte Russische krijgsgevangenen. Kortom, het verzet, in de volksmond: “de witten,” bewoog zich op heel wat terreinen.
Nadat de verzetsorganisaties vanaf 1941 vorm kregen, waarbij het aanschaffen van wapens bijzonder belangrijk was, zorgde de vijand zelf voor “munitie”. Hatelijke decreten, zoals het verduisteren van de eigen woningen, nachtelijk uitgangsverbod en allerlei pesterijen (o.a. verbod om te dansen) leidden tot weerzin tegen de bezetter. Vooral de verplichte tewerkstelling in Duitsland zette vanaf oktober 1942 veel jongeren er toe aan om onder te duiken en zich te melden voor het verzet. De opgelegde rantsoenering, met de woekerhandel als gevolg, versterkte de afkeer tegen de Duitsers. Knorrende magen roepen verzet op.
In 1943 zag het er na smadelijke nederlagen in de Sovjet-Unie heel wat minder riant uit voor de nazi’s. In België staken de Partizanen vanaf maart 1943 een tandje bij. Sabotage van de oorlogseconomie stond daarbij centraal. De liquidatie van collaborateurs zorgde voor paniek bij “de zwarten”.
In 1944 werd de binnenlandse strijd nog opgevoerd. Een heuse burgeroorlog tekende zich af. Tijdens de bevrijdingsdagen in september meldden zich veel “weerstanders van het laatste uur”. Zo stelde Tony Lambrechts, bevelhebber van het Geheim Leger in Limburg, dat de groepering tijdens de donkere oorlogsjaren over ongeveer driehonderdvijftig mensen kon beschikken. Na de landing van de geallieerden in Normandië waren er dat zevenduizend. Na de bevrijding... zeventigduizend.
Deze “weerstanders van het laatste uur” bezorgden het verzet geen goede naam. Zij gingen zich vaak te buiten aan walgelijke vormen van zelfjustitie. Denken we maar aan het afknippen van de haren bij vrouwen die connecties hadden met de Duitsers. De treurige wijze waarop sommige verzetslui in het naoorlogse banditisme terechtkwamen, riep bij veel echte verzetslui weerzin op. Tijdens de oorlog had het verzet nogal wat overvallen op gemeentehuizen voor zijn rekening genomen: de diefstal van rantsoeneringszegels moest verzetskassen spijzen. Helaas hadden niet alle overvallers goede intenties. Het verschil tussen “mijn” en “dijn” was bij bepaalde elementen niet altijd even duidelijk.
Sommige verzetslui hielden gestolen zegels achter. Hun weg naar de naoorlogse dievenbendes lag daardoor open. Een prachtig verzetshoofdstuk sloot zich niet altijd in schoonheid af. De duizenden die in concentratiekampen verdwenen, de piloten- en Jodenhelpers, de vele anonieme, al dan niet gedode verzetshelden zullen echter nooit uit ons collectief verleden verdwijnen. En hopelijk ook niet de honderddertien Genkse oorlogsslachtoffers, onder wie zestig weerstanders.
Als men achteraf de som maakt, is het onomkeerbaar: het verzet is in wezen de grootste burgerbeweging die dit land ooit gekend heeft.
— Roger Rutten Genk, 2018
HET VERZET
Aan hen die stierven voor Genk
Lijst der politieke gevangen van Genk
Gefusilleerden
1 - Jordens Jozef
2 - Jordens Emiel
3 - Grommen Jules
4 - Dorissen Frans
5 - Bergmans André
6 - Grieten Lucien
Overledenen
7 - Bergmans Jan
8 - Monfort Viktor
9 - Michiels Jules
10 - Schickes Hubert
11 - Villé Robert
12 - Meganck Lucien
13 - Vrijens Martin
14 - Schutters Joseph
15 - Misley Jan
16 - Akkermans Clarence
17 - Planterose Emiel
18 - Schaeken Louis
19 - Opdenroemer Jean Henri René
20 - Sneykers Jan
21 - Rerren Alexander
22 - Zielinski Jan
23 - Pinter Willy
24 - Wolfs Mathieu
25 - Pinter Aloïs
26 - Kneba Jan
27 - Salle Oscar
28 - Caelen Ernest
29 - Lemmens Gustaaf
30 - Drozdzyniak Czeslaw (César)
31 - Verschaeve Nestor
32 - Bulckens Pierre
33 - Godderie Antoine
34 - Spychala Wladislaus
35 - Monfort Celestin
36 - Orens Theophiel
37 - Blotko Jan
Vermisten
38 - Indestege Jozef
39 - Nuyts Jan
40 - Woters Jozef
41 - Geraerts Robert
42 - Audrit Jean
43 - Gilkinet Damien
44 - Joris Henri
45 - Dol Pierre
46 - Meus René
47 - De Wilde Théophile
48 - Popowski Frans
49 - Vandenhove Karel
50 - Brussov Frederik
Vlindertaart
Het Junior Team is een participatieproject van de Genkse jeugddienst dat aan kinderen van 11-12 jaar de kans geeft om mee te denken rond het stadsbeleid.
In 2015 werkte een groep kinderen aan een project om de begraafplaatsen in het centrum van Genk en in Waterschei meer kindvriendelijk te maken. Als resultaat werd de Vlinderweide voorgesteld, een project voor een aangepaste begraafplaats voor kinderen. In hun voorstel werd ondermeer de nadruk gelegd op kleurgebruik, bloemen, zitbanken en een muurschildering op het kindercolumbarium.
Alexine Haesevoets, Flo Baert en Ruben Hermans, die deel uit maakten van het Junior Team van de Vlinderweide, hebben in 2017 samen de Vlindertaart ontworpen. Deze taart kan worden gebruikt tijdens koffietafels, rouwmaaltijden of op herdenkingsfeesten voor overleden kinderen.
***
Tien Taarten
Simona Denicolai & Ivo Provoost, 2018
De initiatiefnemers van de Pilootprojecten Kunst in Opdracht ‘Meer dan Object’ zijn het Team Vlaams Bouwmeester, Kunstenpunt en de Kunstcel van het Departement Cultuur, Jeugd en Media.
Opdrachtgever van het project ‘Tien taarten’ is de Stad Genk.
Met dank aan: Anniek Nagels, schepen van Cultuur en Jeugd, Dienst Cultuur, Dienst Jeugd, Dienst Wijkontwikkeling, Sector Dienstverlening, Emile Van Dorenmuseum.
Advies en begeleiding kunstopdracht: Ronald Van de Sompel
Met bijzondere dank aan alle deelnemers en de deelnemende bakkers voor hun enthousiaste medewerking.
De bakkers
Bakkerij Goiris, Bakkerij Tomassen, Mieke Bakt, Bij den Bakker, Bakkerij Kuypers-Pauwels.
Met dank
Taart voor de deportatie van joodse vluchtelingen : Gerda Bikales, Eddy Bikales, Roger Rutten, Marc Bertrands.
Daniëlle Gebak : Jan Libot, Katrien Anthonissen, Arlette Moons, Els Hamaekers, Safia Alouet, Khadija Barisse, Sander Ceulemans, Irem Coskun, Loubna El Bouazzaoui, Tugçe Gölpek, Kelly Grossard, Claudia Höhne, Amal Lamabdi, Christa Longo, Kim Medved, Soumia Mkadmi, Mafalda Surleraux, Minke Vranken and Dilan Yildirim, Ronny Vrijsen, Regina Mundi School Genk, Martin Jones.
Vieze Taart : Nico Limpetti, Marc Wuytjens, Claudio Nardiello, Joke Quintens, Patrick Uminski, Yves Grouwels, Anthony Palaia, Johan Timmers, R. Gaspercic, Annelies Hermans en alle leden van de VZW De Vieze Mannen.
Barbarataart : Jean Ooms, Eddy Wintmolders, Claudio Cavaliere, Willy Kowalewski, alle leden van VZW Mijn-Verleden, Xavier Huygen.
DOVO choco sleutel : Juliette Colson, Jan Goor, Marc Bertrands, DOVO (Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen), Jef De Ruysscher.
Ford Genk Taart : Ronny Mouton, Moris Venken, Britta Schuhr, Paulette Vanspauwen, Nicole van Roey, Eric Slegers, Ludo Vanderstappen, Mia Broux, Benny Cappa, Mohamed Ahkim, Ivanans Ludo, Hubert Paruys.
RAF Crash Taart : Jos Claesen.
Taart voor de overledenen zonder graf : Melouda Aitaadi, Affede A. Maria, Bomboi Antonietta, Carteri Maria, Casamassima Francesca, Castelli Celestina, Ciccanti Lucia, Cresta Domenica, Di Notarpietro, Vita Dolce Rosa, Fracassi Bertilla, Lo Cicero Antionietta, Pegollo Alberta, Prandini Carolina, Castelli Luisa, Pivella Ida, Maria Grazia Franchini en het vrouwencentrum.
Verzetstaart : Jean Loyens, Luc Borkes, Roger Rutten, Annick Vreys, Ward Adriaens, Achiel Six, Marc Bertrands, Maurice Thysen, Regina Sluszny.
Vlindertaart : Alexine Haesevoets, Flo Baert, Ruben Hermans en de Genkse jeugddienst.
Bijzondere dank
Ann Gielen, Kristof Reulens, Emmy Vandersmissen, Katrien Laenen, Ronald Van de Sompel, Karolien Jansen, Leen Hammenecker, Roger Rutten, Marc Bertrands.